Gewoonlijk kunnen de huidige wapens en munitiesoorten vele malen meer presteren dan de schutter zelf. Toch krijgt de sportschutter regelmatig te maken met "afzwaaiers", waarbij hij/zij dan blijkbaar de reden bij zichzelf dient te zoeken. Schotbeelden op de schijven kunnen zeer veel over de handelingen van de schutter vertellen als men deze schijven wil bestuderen. Bij de hierna volgende uitleg gaan wij ervan uit dat het richtbeeld correct was op het moment dat de trekker werd doorgedrukt. Vaak zal de schutter niet willen geloven dat hij/zij een fout maakte, omdat de opslag op het laatste moment de fout verdoezelt. Hij wordt echter wel gemaakt. Een methode om dit te ontdekken is het wapen door een medeschutter te laten laden met een combinatie van scherpe patronen en dummy's of lege hulzen. De schutter weet nu niet wanneer een schot volgt of dat de slagpin op een dummy valt en kan nu bij de dummy constateren of er een fout gemaakt wordt daar er nu geen terugstoot is die de fout verbergt.
Om vervolgens schotbeelden op de schijf te analyseren spreken wij af dat we de schijf verdelen als de cijfers van de klok. De bovenkant van de schijf is 12 uur, de onderkant is 6 uur, midden rechts is 3 uur, etc.
Nu zullen wij de 8 meest voorkomende fouten met het bijbehorend schotbeeld bekijken. Het verhaal is gebaseerd op de rechtshandige schutter, voor linkshandige schutters gelden de tegenovergestelde schietbeelden.
Een schutter die regelmatig zijn schoten plaatst in een zone tussen 2:30 en 3:00 maakt zich schuldig aan "duimen", van het wapen. Op het moment dat het schot valt of juist daarvoor, drukt hij met zijn duim tegen het wapen waardoor de richtlijn naar rechts wordt verlegd. (fig. 1) |
Schoten tussen 1:00 en 2:30 uur zijn veroorzaakt doordat de schutter, het schot verwachtend, de greep op het laatste moment opduwt met de pinkzijde (de hiel) van de hand. Hierdoor beweegt de korrel zich naar rechtsboven. (fig. 2) | |
De schutter verstevigt zijn greep op het moment dat er wordt afgedrukt. Hij grijpt als het ware. Deze beweging brengt de korrel laag naar rechts en de schoten vallen in de 3:30 tot 5:00 uur zone ook kan het wapen lichtelijk op z'n kant gehouden zijn. (fig. 3) | |
Rukken" aan de trekker brengt de loop naar linksonder, waardoor de treffers in de 6:30 tot 8:00 uur zone terecht kwamen. Rustig de trekkerdruk vergroten is hier de remedie. Ook hier zou het wapen "verkant" kunnen zijn. (fig. 4) | |
Een trekkervinger die te ver in de beugelkrop en rond de trekker wordt gelegd zal de neiging hebben de trekker naar links te drukken, in plaats van recht naar achteren. Hierdoor zullen de schoten in de 8:30 tot 9:00 uur zone vallen. (fig. 5) | |
"Riding the recoil", d.w.z. dat de schutter de opslag verwacht en deze als het ware zelf inzet voordat deze plaatsvindt geeft treffers in de 9:30 tot 12:00 uur zone. Narichten brengt hier de oplossing. Schoten in deze zone kunnen ook veroorzaakt worden door de trekkervinger te snel van de trekker te halen nadat de trekkernok de haan heeft vrijgegeven. (fig. 6) | |
Een serie schoten liggende tussen 5:00 en 6:00 uur wordt veroorzaakt doordat de schutter zijn pols "breekt", d.w.z. dat de schutter de terugstoot verwacht en deze probeert op te vangen door zijn pols naar beneden te brengen. Hij denkt op deze manier de terugstoot te verminderen door "tegendruk" te geven. (fig. 7) | |
Een schotbeeld zoals hiernaast is weergegeven kan slechts geschoten zijn door een weinig constante schutter, b.v. zijn greep steeds wisselend, zijn ogen instellend op de schijf i.p.v. de richtmiddelen, oftewel steeds iets anders doend. Het is ook mogelijk dat de schutter een of meer series teveel heeft geschoten en/of vermoeid is. Inpakken en onderzoeken wat hij fout doet en wat hieraan te doen is! B.v. droogtrainen en de algemene conditie verbeteren. (fig. 8) |